(uit: luid overigens de noodklok)




Het Hooglied Herschreven


I


een

Berg me onder je kussen,
die zijn verhevener dan kleding.
Je bent als water om te ruiken,
als de namen van de bomen om te noemen,
je bent windvlagen gelijk geliefd.
Gooi me van mijn voeten,
neem me naar al je kamers mee.
 

omstanders

Zullen we zingen, feestvieren,
de liefde onder drank bespreken
en van jou en je verliefde houden?
 

een

Hier ben ik, vreemd van kleur,
begeerlijk als het talmen van de ochtend;
ik ben, vergeef het me,
geraakt door onmacht,
kon niet op tegen de mensen,
tegen waken over ruimten
die me eigen zouden moeten zijn.
Waar, verliefde, laat jij je lichaam
in het volle van de middag?
Moet ik je zoeken als het onweer?
 

omstanders

Ga dan de wegen van de mensen, mooiste,
volg ze tot voor deuren en verblijf daar.
 

ander

Verliefde! Je bent de reden van mijn lopen.
En hoe mooi ben je,
omlijnd door goud en zilver.
Goud en zilver zal ik voor je zijn.
 

een

Als je weg bent ruik ik je nog.
Je geur hangt aan mijn borsten,
je beeft nog in mijn handen.
 

ander

Verliefde! Je ogen zijn je ogen,
je bent mooier dan de stenen en de vogels.
 

een

En jij, je geurt als bloemen.
Het is daarom dat ons bed zo bloeit,
dat het dak als wolken is
en dat de wanden weten nog van boom zijn



vorige